De Rome II-verordening regelt niet alleen het toepasselijke recht, maar ook procedurele aspecten zoals bewijslastverdeling en verjaring bij letselschadeclaims in Amsterdam. Artikel 15 splitst duidelijk: materieel recht (aansprakelijkheid) volgt Rome II, terwijl procedureel recht (bewijs) het recht van de forumstaat, zoals de rechtbank Amsterdam, hanteert.
Bewijslastverdeling in Amsterdamse context
Het toepasselijke materiële recht bepaalt wie het bewijs moet leveren. Onder Nederlands recht, vaak toegepast bij claims voor de rechtbank Amsterdam, ligt het vermoeden van schuld bij de dader; in tegenstelling tot Frans recht, waar het slachtoffer een sterkere verklaring moet leveren. Amsterdamse advocatenkantoren zien dit vaak bij fietsongelukken met buitenlandse toeristen op de grachten.
Verjaringstermijnen voor Amsterdammers
Verjaringstermijnen vallen onder het materiële recht (artikel 15), met significante variaties per land: vijf jaar in Italië, drie jaar in Duitsland. Ontheffing wegens onmacht hangt af van het specifieke rechtssysteem. In Amsterdamse zaken met internationale dimensie, zoals letsel door een ongeluk in Spanje, adviseert de rechtbank tijdige controle.
In de zaak Diamond Services (C-292/18) bevestigde het Hof van Justitie dat verjaring een materieel aspect is. Bij gemengde claims in Amsterdam geldt het recht per deelclaim, wat complicaties oplevert bij expats of havenongelukken in de regio.
Praktijkvoorbeeld: Een Amsterdamse fietser gewond in een Grieks verkeersongeval heeft slechts drie jaar onder Grieks recht om te procederen. Bij de rechtbank Amsterdam is tijdig indienen cruciaal; lokale juristen raden aan dubbele controle op termijnen en consult bij specialisten in de Zuidas.