In Amsterdam, waar duizenden studenten studeren aan de UvA of VU, is partneralimentatie een logisch vervolg op de ouderlijke onderhoudsplicht. Artikel 1:157 BW regelt bijdragen tussen partners tijdens gezamenlijke levenswandel, rekening houdend met de hoge levenskosten in de stad.
Voorwaarden in Amsterdamse Context
Beide partners moeten studeren of een inkomenstekort hebben, zoals bij decaanbegeleiding of bijbanen in de horeca. De alimentatieplicht geldt tot 1 jaar na de laatste studie, met strenge toetsing door de rechtbank Amsterdam bij cohabiterende stellen in grachtenpanden of studentenflats.
Berekening met Amsterdamse Kosten
Gebaseerd op draagkracht en behoefte: bij gelijk inkomen vaak 50/50 verdeling. Hoge Amsterdamse huur (€1200+ voor een tweekamer), studieboeken, OV-chipkaart en levensonderhoud in de Pijp of Jordaan tellen mee in de behoefteberekening.
Verschil met Kinderalimentatie
In tegenstelling tot de 18-21 jarige ouderplicht eindigt partneralimentatie niet op een vaste leeftijd, maar bij zelfredzaamheid, zoals een startersbaan bij een Amsterdams techbedrijf. Rechters in Amsterdam toetsen strenger bij samenwonenden, met focus op lokale werkgelegenheid.
Voorbeeld: Een werkende partner in de Zuidas betaalt €450 aan de studerende huisgenoot, aangepast bij baanwissel of inflatie op woonlasten. Bij scheiding blijft alimentatie gelden tot eind studie aan de Universiteit van Amsterdam.